De verhuurder is tot volgende verbintenissen gehouden (art. 1719 BW):
Onder het begrip “rustig genot” wordt begrepen dat de verhuurder de huurder dient:
Onder vrijwaring voor eigen daden wordt begrepen dat de verhuurder geen enkele juridische of materiële daad mag stellen waardoor hij, rechtsreeks of onrechtstreeks, het gebruik of het genot van het verhuurde goed zou verstoren.
Onder vrijwaring voor daden van derden wordt begrepen dat de verhuurder de huurder moet beschermen tegen de rechten die derden beweren te hebben op het verhuurde goed. De verhuurder is niet verplicht de huurder te vrijwaren voor feitelijke stoornissen van derden.
Onder vrijwaring voor gebreken aan het verhuurde goed wordt begrepen dat de verhuurder vrijwaring verschuldigd is aan de huurder voor alle gebreken van het verhuurde goed, die het gebruik daarvan verhinderen, ook al mocht de verhuurder die bij het aangaan van de huur niet hebben gekend. Indien door die gebreken enig verlies voor de huurder ontstaat, is de verhuurder verplicht hem daarvoor schadeloos te stellen. (art. 1721 BW)