De architect heeft een monopolie voor het opmaken van de plannen en de controle op de werken.
In de praktijk blijkt dat architecten bepaalde studies systematisch uitbesteden aan ingenieurs, die dan ook worden belast met de controle op de uitvoering van die werken. Tegenover het wettelijke monopolie van de architect staat natuurlijk diens aansprakelijkheid jegens de bouwheer over de prestaties van de ingenieur. De vraag stelde zich dan ook of de architect zich wettelijk kan ontlasten van deze aansprakelijkheid.
Het Hof van Cassatie stelde hieromtrent dat de architect zich, zelfs impliciet, tegenover de bouwheer van zijn aansprakelijkheid kan bevrijden met betrekking tot zekere technische studies, zoals betonstudies en berekeningen van het weerstandsvermogen van materialen, waarvoor hij geen opleiding ontving en die derhalve buiten zijn bevoegdheid vallen. Nochtans dient te worden nagegaan of de specialist aangesteld door de architect een goede keuze was en, in ieder geval, of de architect, gelet op zijn algemene beroepskennis, de fout van de specialist kon ontdekken.
Voorts werd geoordeeld dat het toevertrouwen van de stabiliteitsstudie en van het toezicht op de uitvoering van de stabiliteitswerken aan een gespecialiseerde ingenieur de architect niet ontslaat van zijn verplichting om controle uit te oefenen op de totaliteit van de werken met inbegrip van de stabiliteitswerken.
De architect kan derhalve onder bepaalde voorwaarden een deel van zijn wettelijke taak doorschuiven naar derden.