Omzendbrief RO 2017/01: bebouwd gebied

Bebouwd gebied wordt gedefinieerd als “een voldoende compact en samenhangend geheel van gebouwen voor wonen en werken en van infrastructuren, dat duidelijk identificeerbaar is in de ruimte en dat een hoge leefkwaliteit biedt door de eenvoudige aansluiting of aansluitbaarheid op maatschappelijke functies”. Als vuistregel geldt dat de gebouwde gebieden samenvallen met de stedelijke gebieden, de geselecteerde kernen en overige woonconcentraties en de bedrijven­terreinen (maar niet de geïsoleerde bedrijfssites).   Ook de ondersteunende groene ruimten binnen de bebouwde contouren maken deel uit van het bebouwd gebied.  

Volgende maatregelen worden voor bebouwde gebieden voorzien:

  • om de transformatie en vernieuwing van bebouwde gebieden niet te belemmeren worden geen behoefte- of voorzieningenstudies meer vereist (zowel voor vergunningsprocessen als voor planologische processen), tenzij dergelijke studies vereist worden door geldende regelgeving;
  • publiek-private samenwerkingsprojecten worden gekwalificeerd als handelingen van algemeen belang waardoor er voor de realisatie van deze waardevolle reconversie- en invulprojecten onder bepaalde voorwaarden (o.a. indien zij slechts een ruimtelijk beperkte impact hebben) kan afgeweken worden van de (verouderde) stedenbouwkundige en verkavelingsvoorschriften;
  • bepaalde “kantoorachtigen” (dit zijn bedrijven in gebouwen met de uiterlijke vorm van een kantoor maar waar de kantooractiviteiten gekoppeld worden aan een relatatief stille, schone en kleinschalige productie/reparatie/ opslag/ distributie, of aan kennisintensieve productie- of onderzoeks­processen/ opleiding/andere werkzaamheden voortkomend uit nieuwe economische ontwikkelingen) kunnen worden toegelaten in industriegebieden in ruime zin, tenzij dit uitdrukkelijk planologisch uitgesloten werd.