Inhoudings- en doorstortingsplicht

De opdrachtgever of (hoofd)aannemer die werken laat uitvoeren door een (onder)aannemer die fiscale dan wel sociale schulden heeft, dient op het ogenblik van de betaling een deel of het geheel van de prijs aan de (onder)aannemer een percentage van deze betaling, excl. btw, in te houden en door te storten naar de aangeduide ontvanger bij de fiscale dan wel sociale administratie.

Heeft de (onder)aannemer op het ogenblik van de betaling fiscale schulden, dan zal de opdrachtgever of (hoofd)aannemer 15% van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief btw, dienen in te houden en door te storten aan de fiscale administratie.

Heeft de (onder)aannemer op het ogenblik van de betaling sociale schulden, dan zal de opdrachtgever of (hoofd)aannemer 35% van het door hem verschuldigde bedrag, exclusief btw, dienen in te houden en door te storten aan de sociale administratie.

Echter, bovenstaande regeling moet genuanceerd worden. De wet heeft namelijk een beperkingsmogelijkheid voorzien van het in te houden en door te storten factuurbedrag. De wet stelt namelijk dat de inhoudingen en stortingen in voorkomend geval beperkt worden tot het bedrag van de schulden van de aannemer of onderaannemer op het ogenblik van de betaling. De beperking werd gekoppeld aan de minimumgrens van 7.143 EUR.

De opdrachtgever en (hoofd)aannemer dienen bijgevolg voorafgaand aan elke betaling na te gaan of de (onder)aannemer fiscale of sociale schulden heeft, teneinde de correcte inhoudingen en doorstortingen door te voeren. Immers, wanneer de inhoudingen en stortingen correct zijn uitgevoerd, wordt de hoofdelijke aansprakelijkheid niet toegepast.