Verkoop van het gehuurde goed  

De artikelen 1743 tot 1751 BW regelen de situatie waarbij het gehuurde goed verkocht wordt.  

Indien de verhuurder het verhuurde goed verkoopt, kan de huurder, die een authentieke huur of een huur met vaste dagtekening heeft, niet uit het gehuurde goed gezet worden door de koper, tenzij de verhuurder zich dit recht bij het huurcontract heeft voorbehouden.  

Een authentieke huur wordt verleden voor de notaris. Een onderhandse akte heeft pas een vaste dagtekening wanneer voldaan is aan de vereisten van art. 1328 BW:

  • Registratie van de onderhandse akte
  • Overlijden van één van de partijen die de onderhandse akte hebben ondertekend
  • Overname van de hoofdinhoud van de onderhandse akte in door openbare ambtenaren opgemaakte akten  

Indien werd overeengekomen dat, in geval van verkoop, de huurder uit het gehuurde kan worden gezet door de koper én indien er geen afspraken gemaakt werden omtrent de schadevergoeding, is de verhuurder verplicht de huurder schadeloos te stellen: 

  • Indien het een huis, een appartement of een winkel betreft, dient de verhuurder een bedrag te betalen gelijk aan de huurprijs voor de tijd die (volgens de wet of de overeenkomst) gelaten wordt tussen de opzegging en het vertrek
  • Indien het werkhuizen, fabrieken of andere inrichtingen betreft die grote voorschotten vereisen, dient de vergoeding door een deskundige begroot te worden 

Zolang deze schadevergoeding niet betaald werd, kan de huurder niet uit het gehuurde goed gezet worden.  

Betreft het een huurovereenkomst zonder vaste dagtekening, dan kan de huurder steeds door de koper uit het gehuurde goed gezet worden. De koper is evenmin een schadevergoeding verschuldigd aan de huurder (art. 1750 BW).  

De woninghuurwet en de handelshuurwet bevatten een specifieke regeling.