Reglement op de beroepsplichten -  Statuut van de architect  

Overeenkomstig art. 4 van het KB van 18 april 1985 oefent de architect zijn beroep uit, hetzij als zelfstandige, hetzij als ambtenaar of beambte van een openbare dienst, hetzij als bezoldigde. Hij kan tevens optreden als deskundige. In laatstgenoemd geval mag de architect slechts de opdracht als deskundige aanvaarden als en voor zover zijn beroepservaring dit toelaat (art. 9 KB 18 april 1985).  

De zelfstandige architect is degene die, voltijds of deeltijds, zijn beroep uitoefent buiten ieder publiekrechtelijk statuut of dienstbetrekking. Hij kan zijn beroep tevens uitoefenen in een professionele burgerlijke vennootschap of in een vereniging.  

De architect-bezoldigde oefent het beroep daarentegen geheel of ten dele in dienst van een natuurlijke of rechtspersoon uit in het raam van een arbeidsovereenkomst voor bedienden. Hij moet voldoende onafhankelijk zijn en erop toezien dat de betrekkingen tussen zijn werkgever en diens medecontractant niet strijdig zijn met de wetten en reglementen op het architectenberoep, en dient, zo nodig, zijn werkgever daarvan op de hoogte te stellen (art. 7 KB 18 april 1985).  

De architect-ambtenaar wordt ten slotte aangeworven of benoemd als architect door een openbare dienst (art. 6 KB, 18 april, 1985). Buiten zijn functies mag de architect-ambtenaar niet optreden als architect, tenzij hij enkel aangeworven of benoemd is als architect-docent of wanneer de ambtenaar-architect optreedt als architect m.b.t. zijn eigen woning (art. 5 Wet 20 februari 1939). Anders gezegd, de architect-ambtenaar mag, behoudens bovenvermelde uitzonderingsgevallen, niet optreden als zelfstandige architect.  

Ongeacht welk zijn statuut is, moet de architect:

  • de nodige technische en intellectuele onafhankelijkheid hebben om zijn beroep uit te oefenen;
  • het aantal en de omvang van de opdrachten die hij aanneemt aanpassen aan zijn persoonlijke mogelijkheden en middelen.