De oplevering van een bouwwerk is de handeling waarbij de aannemer het resultaat van zijn werk aan de bouwheer ter beschikking stelt om hem de gelegenheid te geven het te keuren en het, na zijn goedkeuring, aan hem over te dragen.
De procedure en de gevolgen van de oplevering en aanvaarding van bouwwerken zijn in het Burgerlijk Wetboek niet geregeld. Het Burgerlijk Wetboek schrijft enkel (impliciet) voor dat de opdrachtgever de werken dient te ontvangen (art. 1788 BW) en goed te keuren (art. 1790 BW). Overeenkomstig art. 1791 BW kan de goedkeuring bij gedeelten geschieden.
Voor overheidsopdrachten en overeenkomsten die vallen onder de Woningbouwwet (Wet Breyne) heeft de wetgever de procedure van de oplevering en aanvaarding in dwingende bepalingen vastgelegd.
De oplevering kan in principe in één maal gebeuren. Echter, voor belangrijke werken is de dubbele oplevering de standaard geworden: de voorlopige oplevering gevolgd door de definitieve oplevering.
De voorlopige oplevering is een rechtshandeling die tot doel heeft de voltooiing van de werken vast te stellen en na te gaan of het bestek en de plannen werden gevolgd. De aannemer en de bouwheer, in principe bijgestaan door zijn architect, gaan ter plaatse en controleren de werken. De opmerkingen worden opgenomen in een proces-verbaal. Naar aanleiding van de oplevering worden de werken in ontvangst genomen.
Na het verstrijken van de proefperiode, die meestal conventioneel één jaar bedraagt, en mits de herstelling van de gebreken die waren opgenomen in het P.V. en die welke aan het licht gekomen zijn tijdens de proefperiode, gaan partijen over tot de definitieve of eindoplevering. Dit houdt de erkenning in van de bouwheer dat de werken zijn uitgevoerd volgens de overeenkomst en volgens de regels van de kunst.
De oplevering en de goedkeuring kunnen zowel uitdrukkelijk als stilzwijgend geschieden.
Zie eveneens: