De belofte van overeenkomst (optie) houdt slechts verbintenissen in voor één partij (koper of verkoper), die belooft om binnen een bepaalde termijn een contract te sluiten.
De Woningbouwwet is niet van toepassing op beloften van overeenkomst als dusdanig. De Wet stelt wel dat de belofte van overeenkomst dezelfde minimale vermeldingen moet bevatten als de overeenkomst zelf (art. 7 W.W.), op straffe van nietigheid (art. 13 W.W.).
Een belofte van overeenkomst kan worden afgeleid uit een geheel van overeenkomsten, bijvoorbeeld een studiecontract, de aankoop van een perceel grond met een bouwverplichting en een architectuurovereenkomst met een architect die was aangebracht door de verkoper.
Uit de loutere aankoop van een perceel bouwgrond met als bijzondere voorwaarde dat de kopers op het perceel een woning moeten laten bouwen door toedoen van de verkoper, kan geen belofte van overeenkomst worden afgeleid. De bouwverplichting behelst immers enkel de verbintenis van de kopers om te goeder trouw met de verkopers te onderhandelen over een woningbouw- of aannemingsovereenkomst.
Wanneer de belofte van overeenkomst niet gevolgd wordt door het afsluiten ervan, mag de contractuele vergoeding lastens de koper of opdrachtgever niet hoger zijn dan 5% van de totale prijs. Dit percentage mag evenwel vermeerderd of verminderd worden, niettegenstaande haar forfaitair karakter, indien vaststaat dat het bedrag ervan lager of hoger is dan de werkelijk geleden schade (art. 10, al. 6 W.W.).
Een wederzijdse contractbelofte is een volmaakte wederkerige overeenkomst, waarop de Woningbouwwet integraal van toepassing is.