De overeenkomst dient een werkelijke en geoorloofde oorzaak te hebben (art. 1108 BW). Onder oorzaak moet worden verstaan de doorslaggevende beweegredenen die de partijen ertoe bewogen hebben de rechtshandeling te stellen. Bij wederkerige contracten is de oorzaak van de verbintenis van de ene partij de verbintenis van de andere partij.
De oorzaak is ongeoorloofd wanneer zij door de wet is verboden, strijdig is met de goede zeden of met de openbare orde (art. 1133 BW). Zo werd bijvoorbeeld geoordeeld dat de overeenkomst tussen een bouwheer en een architect, die zich, buiten weten van de eerste, een commissie liet betalen door de aannemer, nietig was aangezien de oorzaak immoreel was.
De oorzaak dient niet noodzakelijk te zijn uitgedrukt (art. 1132 BW). De feitenrechter moet dan nagaan of er een oorzaak is en die bepalen.