Duur en opzegging van de huur  

De duur en opzeggingsmogelijkheden van een huurovereenkomst van gemeen recht worden bepaald door de artikelen 1736-1739 BW.  

Partijen kunnen vrij de duur van de overeenkomst bepalen. Indien een welbepaalde duur werd bepaald, eindigt zij van rechtswege wanneer de bepaalde tijd verstreken is. Er is geen opzegging vereist. Wanneer de huurder na afloop van de duurtijd evenwel het goed blijft bewonen, is er wederinhuring tegen dezelfde voorwaarden, ook wat de duur betreft. De verhuurder kan zich echter verzetten tegen de stilzwijgende wederinhuring door de huurovereenkomst op te zeggen. Indien er een opzegging betekend wordt, dan kan de huurder, hoewel hij in het genot gebleven is, zich immers niet beroepen op een stilzwijgende wederinhuring.  

Normaliter kan een overeenkomst van bepaalde tijd niet vroegtijdig beëindigd worden. Partijen kunnen echter steeds een opzegmogelijkheid voorzien in de overeenkomst.  

Indien geen termijn werd bepaald of de huurovereenkomst werd aangegaan voor onbepaalde tijd, wordt de huurovereenkomst geacht te zijn aangegaan per maand. Dergelijke overeenkomst kan slechts worden beëindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand.  

De woninghuurwet en de handelshuurwet bevatten een specifieke regeling.