Voor bepaalde gereglementeerde activiteiten is de aannemer gehouden niet alleen bewijs te leveren van zijn basiskennis van het bedrijfsbeheer, maar ook van zijn beroepsbekwaamheid. Het KB van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming, geeft aan voor welke activiteiten de aannemer over een bewijs van beroepsbekwaamheid dient te beschikken.
Bij niet naleving van deze bepalingen met betrekking tot de toegang tot het beroep bestaat het gevaar dat de aannemingsovereenkomst absoluut nietig wordt verklaard. Dit heeft tot gevolg dat de aannemer uit deze overeenkomst geen rechten kan putten en aldus in een gerechtelijke procedure geen geldige vordering kan instellen. De absolute nietigheid van de overeenkomst brengt met zich mee dat er een wederzijdse teruggave dient plaats te vinden. Zo kan de bouwheer de integrale terugbetaling eisen van de door hem reeds betaalde facturen en zou de aannemer recht kunnen hebben op de waarde van de door hem reeds geleverde materialen en uitgevoerde werken. De rechter kan echter wel oordelen dat, op basis van de schuld van de aannemer door niet over de vereiste beroepsbekwaamheid te beschikken, er enkel wordt ingegaan op de vraag tot teruggave van de bouwheer en niet de aannemer.